Systematisch tellen brengt biodiversiteit van boerenland in beeld

In landbouwgebieden worden weinig natuurwaarnemingen gedaan. Living Lab brengt daar nu verandering in met telroutes in Ooijpolder en Duffelt. Daarmee ontstaat een beter beeld van de ontwikkeling van de agrarische natuur.

Student Martijn Bakker liep deze en vorige zomer talloze kilometers over vastgestelde routes door de Ooijpolder en de Duffelt. Hij telde van april tot en met september minstens eenmaal per maand alle dagvlinders en hommels. Deze monitoring is onderdeel van het onderzoek van Robin Lexmond voor Living Lab Ooijpolder Groesbeek (zie ook blog ‘Insecten tellen’). De tellingen worden gedaan volgens een strikt protocol. De regels zijn, dat er geteld mag worden tussen tien en vijf uur, bij maximaal windkracht vier, maximaal half bewolkt en een temperatuur van 17°C en op dagen zonder neerslag. Martijn telde alle grote insecten op tweeënhalve meter links en rechts van hem en vijf meter voor hem. Een andere student, Atze Hendriks bracht op de routes ook de plantengroei in kaart, volgens het protocol ‘mijn berm bloeit’. Op stukken van 100 meter wordt in kleine opnames om de 10 meter de aangetroffen flora vastgelegd.

Martijn en Atze gebruikten de gestandaardiseerde telmethodes van de Vlinderstichting en Floron. Die worden door veel tellers in heel Nederland gebruikt. Dat maakt het mogelijk om gebieden met elkaar te vergelijken. De Ooijpolder en de Duffelt zijn vergelijkbare rivierpolders langs de Waal, maar de landbouwgebieden hebben wel een verschillend landschap. In de Ooijpolder liggen meer landschapselementen tussen de percelen, zoals struweelhagen en ruige greppels. De onderzoeksvraag is of er verschillen zijn in de aanwezigheid van insecten en planten en of die gerelateerd kunnen worden aan de verschillen in het landschap. Dan kunnen ook telgegevens uit vergelijkbare gebieden elders in Nederland bij de analyse betrokken worden, omdat immers op veel plaatsen op dezelfde manier geteld wordt. In de Ooijpolder zijn nog veel landschapselementen aanwezig en nieuw aangelegd. Heeft dat een positief effect op insecten en planten?

Er kan ook worden teruggekeken. In 2011 en 2014 zijn uitgebreide tellingen uitgevoerd in de Ooijpolder. Er waren in de jaren daarvóór grote landschappelijke veranderingen geweest in de Ooijpolder door twee grote projecten; de Herinrichting Ooijpolder en het Voorbeeldgebied Landschapsontwikkeling. Er werden planten en dieren geteld op vaste routes. De onderzoekers trokken toen voorzichtige conclusies. Diverse soorten planten en dieren profiteerden van nieuwe biotopen in de nieuwe landschapselementen die waren aangelegd. Vrijwel alle dieren en planten werden aangetroffen in landschapselementen en niet in op de agrarische percelen. Dezelfde routes worden nu weer door Living Lab gebruikt. De telmethoden waren in 2011 en 2014 echter anders, zodat geen directe vergelijking van de gegevens mogelijk is. Toch wordt nu gekeken welke gegevens bruikbaar zijn voor een vergelijking in de tijd.

Er is één soortgroep waarvoor wél jaarlijkse tellingen in het agrarisch gebied worden uitgevoerd en dat zijn de broedvogels. Vrijwilligers van de Vogelwerkgroep Nijmegen tellen al decennia lang de broedvogels in de Ooijpolder. Deze monitoring wordt gecoördineerd door Sovon Vogelonderzoek Nederland. De tellingen worden volgens een vast protocol uitgevoerd en ze zijn heel gedetailleerd. Daarom is het mogelijk om trends te ontdekken in de ontwikkeling van aantallen per soort. Het is ook mogelijk om verschillen tussen deelgebieden in de Ooijpolder vast te stellen. Die analyse werd in 2014 al eens gedaan door Stichting Bargerveen. Men concludeerde toen dat landschapselementen sterk bijdragen aan het aantal soorten broedvogels. Nu gaat Huub Ploegmakers voor Living Lab een nieuwe analyse maken met de broedvogelgegevens tot nu toe. Hij koppelt daar zeer gedetailleerde gegevens aan van het verdwijnen en verschijnen van landschapselementen. Zo hoopt hij nóg meer zicht te krijgen op de betekenis van landschapselementen voor de broedvogels in de Ooijpolder.

 

Kaartjes van de onderzoekslocaties en telroutes in de Ooijpolder en de Duffelt, ten oosten van Nijmegen.

 

Robin Lexmond focust in haar onderzoek op punttellingen van insecten en planten. Robin probeert te achterhalen welke factoren een rol spelen bij de aanwezigheid of afwezigheid van insecten in het boerenland. Ze probeert de vraag te beantwoorden of en hoe landschapselementen bijdragen aan een grotere diversiteit aan insecten. De monitoring van insecten en planten in Ooijpolder en Duffelt is een verbreding van haar onderzoek. Het is haar wens dat de jaarlijkse tellingen ook na beëindiging van haar onderzoek in 2025 doorgaan. Zij is zeer benieuwd hoe het verder zal gaan met de (positieve) ontwikkelingen die zij op diverse boerenbedrijven nu al ziet. Zij doet hierbij de oproep dat, als iemand in de buurt woont van een streepje op de kaart en graag naar vlinders kijkt, hij of zij zich kan melden bij de Vlinderstichting. U kunt ook contact opnemen met Robin Lexmond zelf.

 

Contactgegevens van Robin Lexmond: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

Bekijk hier de monitoringgegevens uit 2014:
Iris Niemeijer e.a., 2014. Voorbeeldgebied Landschapsontwikkeling Ooijpolder-Groesbeek – Natuurmonitoring Ooijpolder 2014
Nijssen, M., E. Remke & R. Versluijs, 2014. Effecten van groenblauwe dooradering in de Ooijpolder op de biodiversiteit. Rapport Stichting Bargerveen in opdracht van Via Natura (Beek-Ubbergen). 58 pp.

 

Dit is een bericht van Living Lab Ooijpolder – Groesbeek

Kijk voor meer informatie over Living Lab op de website van de Radboud Universiteit.

Foto introtekst: Student Martijn Bakker loopt een inventarisatieroute door bloemrijk grasland in de Ooijpolder volgens het protocol van de Vlinderstichting.

Nieuwsbrief Biodiversiteit