Wereldnatuurfonds pleit voor natuurpositieve landbouw

De neergaande trend in natuurwaarde van het boerenland kan worden omgebogen met groene landschapselementen, zoals in de Ooijpolder is aangetoond.

De natuur staat er in veel leefgebieden in Nederland niet goed voor. Dat concludeert het Wereldnatuurfonds (WNF) in het Living Planet Report. De conclusie is gebaseerd op berekeningen van het Centraal Bureau voor de Statistiek in nauwe samenwerking met de soortenorganisaties en Sovon vogelonderzoek. Van veel soorten planten en dieren worden in Nederland op gestandaardiseerde manieren gegevens verzameld. Daarmee kunnen trends worden berekend van toe- of afname van aantallen. Veel trends zijn negatief. Er zijn een aantal positieve ontwikkelingen. Zo is de onderwaternatuur in zoetwatergebieden verbeterd en veert de natuur op in oudere bossen.

De natuur in het boerenland is er echter slecht aan toe. De populatieomvang van kenmerkende diersoorten van agrarisch landschap is sinds 1990 gemiddeld bijna gehalveerd. Kenmerkende plantensoorten van het agrarisch landschap zijn er nauwelijks meer. Soorten van de vroegere, weinig bemeste, graslanden komen nu voornamelijk in natuurgebieden voor of in wegbermen en kleine landschapselementen in het agrarische landschap. Als positieve uitzondering meldt het rapport het biodiversiteitsherstel in onze Ooijpolder. Hier zijn met boeren en andere grondeigenaren meerjarige contracten getekend om stukjes van hun land vrij te maken voor landschapselementen. Zij verrijkten het landschap met rijtjes knotwilgen, meidoornhagen, kruidenrijke stroken langs de akkers, poeltjes, verflauwde slootoevers. Het Wereldnatuurfonds introduceert hiervoor de nieuwe ter natuurpositieve landbouw.

Hans de Kroon ziet die positieve trends in de Ooijpolder terug in de resultaten van het onderzoek van Living Lab dat onder zijn leiding plaatsvindt. De bloemrijke dijkgraslanden zijn volgens hem een geweldig mooi voorbeeld. Daar zijn zo’n 120 soorten wilde bijen gevonden en dat is een derde van het totaal aantal bijensoorten in Nederland. Voor enkele tientallen soorten lijkt het lange lint aan dijkgraslanden robuust genoeg om stabiele levensgemeenschappen in stand te houden. Een ander voorbeeld zijn de hagen in het agrarisch landschap. Daar worden substantieel meer insecten gevangen dan in open akker- of graslandgebieden. Het is nog wel de vraag of die lijnvormige en vaak smalle landschapselementen stabiele insectenpopulaties in stand kunnen houden. Het onderzoek van Living Lab wil daar meer duidelijkheid over geven.

Maar het glas is, volgens Hans, half vol of half leeg. De natuur veert plaatselijk op, maar ook in de Ooijpolder spelen de problemen met stikstof, het gebruik van pesticiden en de verdroging. De stikstofneerslag heeft een negatief effect op de soortenrijke dijkgraslanden. De stikstof is een meststof en de vegetatie wordt daardoor ruiger en uiteindelijk minder soortenrijk. Pesticiden kunnen tot algehele verdrukking en ondermijning van insectengemeenschappen leiden. Het is daarom belangrijk om grip te krijgen op deze problemen voor de natuur en Living Lab besteedt daar aandacht aan. Een belangrijke factor voor meer biodiversiteit is volgens Hans dat er ruimte is voor landschapselementen en dat daarmee de complexiteit van het landschap toeneemt. Leg naast een haag ook een strook bloemrijk grasland aan en koppel de landschapselementen aan elkaar in een netwerk.

Vereniging de Ploegdriever werkt aan de uitbreiding van het agrarisch natuurbeheer in de Ooijpolder. Een voorbeeld daarvan is het patrijzenproject. Het doel is om meer leefgebied voor deze karakteristieke akkervogel te maken. Tijn van de Steeg probeert in de Ooijpolder en in Groesbeek bij zoveel mogelijk boeren en andere grondeigenaren patrijzenstroken aan te leggen. Dat zijn bloemenstroken langs akkers die dekking en voedsel voor patrijzen geven. Deelnemers krijgen een vergoeding uit de subsidieregeling voor agrarisch natuurbeheer (ANLb). Deze regeling wordt uitgevoerd door het Collectief Rivierenland, waar de Ploegdriever onderdeel van uitmaakt. Tijn geeft aan dat het niet makkelijk is om het doel te bereiken. In een gebied met meerdere grondeigenaren moet namelijk een samenhangend netwerk van patrijzenstroken duurzaam beheerd kunnen worden. De beste resultaten worden gehaald door zeer gemotiveerde deelnemers, die ook hun buren mee kunnen nemen in hun enthousiasme voor het agrarisch natuurbeheer. Voor Groesbeek is hij voorzichtig positief. In de Ooijpolder is helaas nog geen stabiele patrijzenpopulatie aanwezig.

 

Foto: Patrijs (foto van Lev via Pixabay)

---------------------------------------------------------------------------

Dit is een bericht van Living Lab Ooijpolder – Groesbeek

Kijk voor meer informatie over Living Lab op de website van de Radboud Universiteit.

 

Nieuwsbrief Biodiversiteit