Bodeminoculatie brengt ingezaaid kruidenrijk grasland op gang

Onder oude soortenrijke graslanden gaat een rijk bodemleven schuil. De onderzoekers van Living Lab Ooijpolder – Groesbeek (LLOG) testen of deze bodembiodiversiteit een ingezaaid graskruidenmengsel beter doet groeien.

Melkveehouders krijgen steeds meer belangstelling voor productief kruidenrijk grasland. Het is grasland met veel kruiden, dat met minder mest toch veel voedingswaarde oplevert. Daar is in een eerder blog-bericht ‘Meer kruiden, minder stikstof’ verslag van gedaan. Boeren die deze graskruidenmengsels inzaaien ondervinden wel problemen met het aanslaan en het handhaven van de kruiden in de graslandvegetatie. Het is nog niet zo duidelijk waar dat aan ligt en hoe deze problemen kunnen worden aangepakt.

De onderzoekers van LLOG denken dat het bodemleven daarbij een grote rol speelt. Zij zijn een experiment gestart om dat te onderzoeken. De hypothese is dat een rijk bodemleven dat is aangepast aan een soortenrijk grasland, met bacteriën, schimmels en bodemdieren, bijdraagt aan betere groeiomstandigheden voor een diversiteit aan grassen en kruiden. In het experiment wordt een beetje biologisch ‘rijke’ grond toegevoegd aan een ingezaaid graskruidenmengsel. Dit wordt bodeminoculatie genoemd.

Robin Lexmond voert, samen met Rosa Boone, de proef uit. Robin is enthousiast over de start van het veldwerk. Daarbij moet ze samen met Rosa wel heel wat praktische puzzels oplossen. Hoe verzamel je bijvoorbeeld 400 liter ‘rijke’ bodem? Zij gingen daarvoor naar de Amerongse Bovenpolder. In een oud soortenrijk grasland van Staatsbosbeheer mochten zij van acht verspreid liggende vierkante meters een beetje grond meenemen; graszode afsteken, vijf centimeter grond afgraven, zode netjes terugleggen. Met zware plastic bakken gevuld met grond reden zij vervolgens naar de testlocatie op een agrarisch bedrijf in Groesbeek.

In het experiment worden drie zaadmengsels uitgetest; puur Engels Raaigras, Pure Graze en Kuikenlandmengsel (Biodivers). Elk mengsel wordt mét en zonder bodeminoculatie getest. Er wordt overal evenveel mest, in de vorm van koemestkorrels, toegevoegd. Op twee of drie momenten in het jaar worden metingen verricht. De productie van gras en kruiden wordt gemeten in kleine maaiplotjes. De diversiteit van de bovengrondse begroeiing wordt geïnventariseeerd. En het bodemleven wordt in kaart gebracht met determinaties en moderne DNA-technieken. De proef duurt minimaal twee jaar.

Wat heeft de boer aan dit experiment? Volgens Robin levert deze proef kennis op over de rol van het bodemleven in de groei van grassen en kruiden in kruidenrijk grasland. Als blijkt dat een aangepaste bodemdiversiteit daarbij belangrijk is, dan is de vervolgvraag hoe je die op grote schaal kunt ontwikkelen onder productief graskruidenland. Voor Robin is dit experiment onderdeel van haar promotieonderzoek naar het effect van landschapselementen in het agrarisch landschap op de diversiteit van de insecten-levensgemeenschap. Zij kijkt in dit experiment met bodeminoculatie vooral naar de bodemdieren en bovengrondse diversiteit. Rosa focust op de totale bodem-biodiversiteit en bodemprocessen. Zie daarvoor het eerdere blogbericht ‘Ruiken of de bodem gezond is’

 

bodemocculatie 2 600

Rosa Boone (links op de foto) verspreidt de opgebrachte grond over een onderzoeksplotje.

Foto bij introtekst: Robin Lexmond vervoert de grond van de Amerongse Bovenpolder naar Groesbeek.

 

Dit is een bericht van Living Lab Ooijpolder – Groesbeek.

Kijk voor meer informatie over dit onderzoek op de website van de Radboud Universiteit.

Nieuwsbrief Biodiversiteit